Iedere nacht zingt een mysterieuze uil een lied dat de kinderen in het dorp naar magische dromen brengt. Maar op een avond zwijgt het lied en blijven de dromen weg. Zus en broertje Noor en Timo gaan op pad om het geheim van de nachtuil te ontrafelen.
Het verhaal
Hoofdstuk 1 – De stilte in de nacht
In het kleine dorpje Dauwveen, omringd door bossen en velden vol flonkerende bloemen, leefden Noor en haar broertje Timo. Elke avond, precies als de zon achter de heuvels zakte en de eerste sterren aan de hemel verschenen, klonk het lied van de nachtuil. Het was een zacht, wiegend lied — als fluweel in de lucht — en alle kinderen in het dorp vielen in slaap met een glimlach op hun gezicht en magische dromen in hun hoofd.
Maar op een avond bleef het stil.
Timo draaide zich onrustig om in zijn bed. “Waar is het lied, Noor?” fluisterde hij.
Noor ging rechtop zitten. “Ik hoor het ook niet. Het is… helemaal stil.”
Die nacht droomde niemand. De volgende ochtend zagen de kinderen er moe en bleek uit. Sommigen hadden nachtmerries gehad, anderen helemaal niets. Het voelde alsof de magie uit hun hoofden was gewaaid.
Noor kneep haar lippen samen. “We moeten de uil vinden,” zei ze. “Hij heeft ons iets te vertellen.”
Hoofdstuk 2 – Het begin van het spoor
Met een rugzak vol koekjes, een kaart van het bos en een oude zaklantaarn van papa trokken Noor en Timo eropuit. De lucht rook naar nat gras en in de verte riep een specht tegen een boom. “Volgens mij woont de nachtuil in de grote eikenboom bij het Mistmeer,” zei Noor. Timo knikte. “Daar waar de paddenstoelen in een kring staan?”
Ze volgden het kronkelige pad het bos in. Onderweg zagen ze een egel met een brilletje, die hen vriendelijk groette. “Jullie zoeken de Nachtuil zeker,” zei hij. “Let goed op de klanken van het bos. De stilte vertelt vaak meer dan geluid.”
Noor en Timo keken elkaar verbaasd aan. Hoe wist die egel dat? Maar voordat ze iets konden vragen, was hij alweer tussen het struikgewas verdwenen.
Ze liepen verder, over een bruggetje van wortels en langs een holle boom die zong als de wind erdoorheen blies. Timo hield even stil en luisterde. “Ik hoor… een melodie,” fluisterde hij, “maar het is niet compleet.”
Hoofdstuk 3 – De cirkel van vergeten dromen
Het Mistmeer lag stil als een spiegel. Boven het water zweefde een lichte nevel en in het midden stond de oude eik, zijn takken als armen uitgestrekt naar de maan. Onder de boom vonden ze geen uil, maar wel iets anders: een kring van paddenstoelen met in het midden een stapel kleine veertjes. Donkergrijs, met een zilveren glans.
“Dit zijn zijn veren!” riep Timo. “Hij is hier geweest.”
“Of hij heeft hier gewoond,” fluisterde Noor.
In de kring lag ook een oude fluit, gespleten in tweeën. Noor pakte de stukken voorzichtig op. Er stond iets in de houten rand gekerfd: “Het lied leeft als het gehoord wordt.”
“Wat betekent dat?” vroeg Timo. Noor dacht diep na. “Misschien… als niemand meer echt luistert, stopt het lied.”
Een zacht geritsel trok hun aandacht. Uit een bosje kwam een hertje tevoorschijn, met lichtgevende stippen op zijn rug. Het keek hen aan met grote, treurige ogen. “Hij is weg,” zei het hertje zacht. “Zijn stem werd te licht. Niemand luisterde écht meer. En dus… verdween hij.”
Hoofdstuk 4 – De wachters van het Woud
Terwijl ze probeerden de fluit te repareren, verscheen er opeens een diepe gloed tussen de bomen. Uit de schaduwen stapten drie dieren: een vos met een sjaal van herfstbladeren, een reiger met een klokje om zijn nek, en een das die liep met een stok van zilvermos.
“Wij zijn de Wachters van het Woud,” sprak de vos. Zijn stem was warm maar serieus. “Het Lied van de Nachtuil wordt niet zomaar gezongen. Het is gebonden aan het luisteren van harten, niet van oren.”
“Maar de kinderen luisteren!” riep Noor. “Iedere avond!”
De reiger schudde zijn kop. “Ze luisteren met hun oren, maar denken al aan morgen. Aan schermen. Aan sneller slapen. Het lied sterft als het vergeten wordt.”
De das legde zijn zilveren stok op de gebroken fluit. Een zachte trilling vulde de lucht. “Er is hoop. Als jullie het lied kunnen herinneren, zal de nachtuil terugkeren.”
Hoofdstuk 5 – De herinnering aan het lied
Maar hoe herinner je een lied dat je alleen hoorde in je slaap?
Timo haalde diep adem. “Ik weet nog een stukje,” zei hij. “Het begon altijd met ‘Oooh, droomlicht, zacht en fijn…’”
Noor knikte langzaam. “…brengt me naar werelden vol zonneschijn.”
Samen begonnen ze de rest te neuriën. Hun stemmen wiebelden een beetje, maar de melodie groeide met elke regel. De dieren luisterden, de bomen fluisterden, en de lucht trilde zacht mee.
De fluit begon te gloeien. Hij hechte zichzelf weer aan elkaar, alsof het hout zich herinnerde wat het ooit was. En uit de nevel klonk een zachte roep: “Oehoe…”
Hoofdstuk 6 – De terugkeer van de Nachtuil
Een gloed daalde neer uit de hemel, als vloeibaar maanlicht. Daar, op de hoogste tak van de eikenboom, zat hij: groot, statig, met ogen als sterren. De Nachtuil boog zijn kop.
“Jullie hebben geluisterd met jullie hart,” zei hij. “Daarom kan ik weer zingen.”
En hij zong. Een lied zo warm en troostend dat de bladeren dansten en het water van het meer zachtjes golfde. Noor en Timo voelden zich lichter dan ooit.
“Het lied is geen geluid,” fluisterde de uil, “het is een herinnering aan hoop. Zolang kinderen durven dromen — echt dromen — zal het nooit verdwijnen.”
De Wachters knikten. “Het lied leeft weer, dankzij jullie.”
Hoofdstuk 7 – Een nieuwe nacht
Noor en Timo keerden terug naar huis, hand in hand. Die avond klonk het lied opnieuw boven Dauwveen. Langzaam doofden de lichten in de huizen, en glimlachjes verschenen op slapende gezichtjes.
Timo fluisterde nog net voordat hij insliep: “Noor… denk je dat we het weer zouden horen als het ooit weer verdwijnt?”
Noor glimlachte slaperig. “We weten nu hoe we moeten luisteren.”
En ergens in de verte, onder de sterrenhemel, klonk een zachte roep:
“Oehoe…”